Column – Lof der zotheid
De boekenweek is op de helft, de gratis treinreis hebben we achter de rug, nu met 170.000 bezitters van ‘het geschenk’, de Geert Mak toernee gaat verder (vanmiddag signeren in Delft, vanavond optreden in Dordrecht) en elke dag nog talloze literaire activiteiten tot in de uithoeken van het land (bv voor vandaag 23 activiteiten vermeld op de boekenweek-activiteiten-lijst).
Eerder was op deze site een column van Wim Huijser te lezen over New York, vandaag van hem een bijdrage over deze boekenweek.
Lof der zotheid
Het is Boekenweek en het thema luidt: ‘Lof der zotheid; scherts, satire en ironie’. De boekenbijlagen van de kranten hebben mij daarover in de afgelopen week al een aantal essay’s van deskundigen op dit gebied aangereikt, maar ik werd er niet door aangesproken. Het is ook niet echt een thema waarvoor ik naar de boekhandel ren, als ik daarvoor ooit al een thema nodig zou hebben. Ik wil niet al te eigenwijs en kritisch doen over alle inspanningen van het CPNB in deze anderhalve week in maart, maar eigenlijk vind ik alle aandacht en aankleding in de winkel eerder hinderlijk dan uitnodigend, afgezien dan van dat ene gratis boekje dat je door de boekhandelaar als geschenk wordt aangeboden. Want een boek krijgen is natuurlijk altijd een feest.
Op Radio I hoorde ik Kees Fens in de afgelopen week al beweren dat in het thema de klemtoon nadrukkelijk ligt op het woord zotheid en dat daarmee letterlijk voorbij gegaan wordt aan het beroemde boek van Erasmus. Er is weinig sprake van lof voor de Lof der Zotheid. Uitgeverij Athenaeum heeft onder de noemer ‘Vroeger kon je lachen’ de klassieker uit onze vaderlandse literatuur wel weer opgepoetst door een met cartoons verluchte versie uit te brengen, evenals een door Johanna ter Steege gelezen editie in de vertaling van Harm-Jan Dam. Maar waarschijnlijk zal de titel Komt een Griek bij de dokter; humor in de oudheid dankzij de dubbele knipoog die hierin waarneembaar is meer potentiële en argeloze lezers aanspreken: alweer een nieuwe Kluun?!.
De boekhandelaar die de boekenweek serieus neemt – en wie doet dat tenslotte niet? – heeft meestal een ruime tafel aangekleed met alles wat de uitgevers in de afgelopen maanden hebben uitgebracht om maar zoveel mogelijk te kunnen inhaken. En om het publiek nog wat verder de hand te reiken maakt het CPNB in groten getale een gratis (adviesprijs € 1,-!) Boekenweekmagazine waarin van alles voor het voetlicht wordt gebracht, als het maar leverbaar is. Over het humoristische gehalte van Nederlandse cabaretiers als Youp van ’t Hek, Herman Finkers en Muiswinkel & Van Vleuten zal door weinigen worden getwijfeld, en ook auteurs als Kees van Kooten en Remco Campert staan vanzelfsprekend en genoegzaam bekend als ‘Meesters van de Humor’. Maar bij een aantal andere in het Boekenweekmagazine uitgestalde werken zal het niet voor iedereen duidelijk zijn waarom hier zo nodig om gelachen zou moeten worden. Jazeker, Kaas van Willem Elsschot herinner ik mij ook als een vrolijk boek, maar aan Haarlem trilogie van Louis Ferron zou ik toch nooit gedacht hebben, als Jan Siebelink mij er niet opmerkzaam op had gemaakt. En een betere aanbeveler kun je als auteur heden ten dage niet hebben. Maar ook Het Boek Van Violet En Dood van Gerard Reve wordt door Gerbrand Bakker – die zijn naam in de Letteren vorig jaar met zijn prachtige debuutroman Boven is het stil nadrukkelijk heeft gevestigd – als een ‘grappig boek’ aangeprezen. Dit soort signaleringen doen mij vaak wel iets. Ik heb dan ook een grote sympathie voor boekhandels waarin de medewerkers aantonen dat ze zelf ook heus wel lezen en van hun bevindingen door middel van allerhande kaartjes en briefjes getuigenis afleggen. Je leert er de persoonlijke smaak van iemand bewonderen en dat schept een band, of je wilt of niet. En om klanten tot een nog hogere vorm van identificatie te brengen zijn er zelfs nog boekhandels die deze tips van een portretje van de betreffende medewerker vergezeld laten gaan. Ik weet uit eigen ervaring hoe het aansprekende voorkomen van een bepaalde medewerker tot een heerlijke ontdekking kan leiden. Ik hoopte er dan ook een beetje op om de ‘zotheidstafels’ gedurende deze week ook gevuld te zien met de boeken die het team van de boekhandel nu als absoluut satirische of ironisch zouden kenmerken, en liefst met een bondig verwoorde motivatie daarbij. Dat zouden dan nog eens de verrassingen van de boekenweek op hebben kunnen leveren. Helaas trof ik een dergelijke persoonlijke invulling in de door mij bezochte winkels niet aan.
De vraag blijft natuurlijk altijd: wat is leuk? En waarom lacht de een hardop om iets, waar de mondhoeken van de ander nog niet van willen krullen? Het viel mij ook in de winkel weer op dat de luidste lach is weggelegd voor de boeken waarin het niet alleen om de tekst, maar vooral ook om het beeld gaat. Kamagurka, Stefan Verwey, Peter de Wit en Peter van Straaten werken vrijwel altijd. Wie kan er onbewogen Van Straatens Roken, neuken, drinken doorbladeren? Met alleen tekst ligt dat toch lastiger, wordt het allemaal een slag subtieler. Al bieden poëzie, lied- en cabaretteksten nog voldoende hapklare brokken humor. Bundels van liedjesschrijvers en conferenciers doen het dan ook goed in zo’n week. En ook Dorrestijns Vogelgids – dat ik de afgelopen weken veelvuldig in de media voorbij zag vliegen – lijkt dan ook niet zomaar uit de lucht te zijn gevallen. Wat in de maand februari op de markt komt, blijkt zich een week of vier daarna vaak onder één noemer te kunnen scharen met veel ander recent werk. En als eenmaal de herdrukken zich daartussen gaan mengen, wordt het boekenweekthema van verre al scherp zichtbaar. Toen de luide lach opklonk uit de reeks dikke bundels die De Bezige Bij vorige maand al voor € 12,50 de winkel in bracht, begon het ook mij te dagen: er gaat gelachen worden.
Ik zei het al eerder: waar de één om lacht, zal de ander misschien om moeten huilen. Bijzonder verrast was ik dat al op pagina 3 van het Boekenweekmagazine C. Buddingh’s Alle gorgelrijmen werd aanbevolen. Gelukkig, hij doet nog steeds mee en past natuurlijk helemaal in het thema. Want was het niet Remco Campert die lang geleden al schreef: ‘Sinds Buddingh’ / verwachten veel mensen / van poëzie / een avond lachen’? Dat Campert dat toch minder vleiend bedoelde als door het publiek later werd aangenomen laat ik hier maar buiten beschouwing. Feit blijft dat Buddingh’ zijn leven lang ten onrechte als een humoristisch dichter te boek kwam te staan, terwijl ernst, melancholie en dood even geleidelijk als heftig zijn poëzie in sloop. En daarom moest ik zo zachtjes grimlachen om de illustratieve keuze die de samensteller van het magazine had gemaakt uit Alle gorgelrijmen: De piroet. Als de piroet zijn ogen opent, / ziet hij zichzelf, zichzelf opknopend. // Het is een gruwelijk gezicht, / daarom houdt hij ze altijd dicht. // Nu weet u dus, als u hem ziet, / de reden waarom hij u niet.
Wim Huijser,
18 maart 2007